De elegantie van een egel

Mevrouw Michel is elegant als een egel: van buiten is ze met stekels bepantserd, een ware vesting, maar ik heb het gevoel dat ze vanbinnen gewoonweg even geraffineerd is als de egels, die kleine, zogenaamd indolente, ontembaar eenzame en verschrikkelijk elegante beestjes…”

Citaat van de twaalfjarige Paloma, in het boek Elegant als een egel van de Franse schrijfster Muriel Barbery.

Het boek Elegant als een egel speelt zich af in een luxe appartementencomplex in het centrum van Parijs. Met oog voor detail en met de nodige humor verhaalt Muriel Barbery over de dagelijkse gebeurtenissen van de bewoners en van de conciërge. De beslommeringen worden beschreven vanuit het gezichtspunt van de twaalfjarige bewoonster Paloma en de conciërge Renée Michel. Alhoewel lang niet alles even aannemelijk is, is het wel zo geschreven dat je gemakkelijk meeleeft met de twee hoofdpersonen.

Zowel Paloma als Renée Michel hebben nogal wat diepzinnige gedachtes. De conciërge blijkt zeer belezen te zijn, maar houdt dit voor de buitenwereld verborgen. Het boek is doorspekt met citaten en verwijzingen naar literatuur, muziek, schilderijen, film, maar ook naar filosofen. Ik kwam korte zinsnedes tegen die ik ken van Hannah Ahrend, Nietzsche, Joke Hermsen, Spinoza. Uitgebreider aan bod komen de fenomenologie van Husserl, het transcedentaal idealisme van Kant, en de 15de eeuwse Willem van Ockham. Het boek gaat over hoe je de wereld en de mensen aanschouwt, en met hoeveel voorkennis, ballast of zelfs vooroordeel je dat doet.

Een belangrijk thema, dat hiermee samenhangt, is in hoeverre je je leven zelf kunt vormgeven, dwars tegen de verwachtingen in. Kun je jezelf onttrekken aan datgene wat vanuit je afkomst en opvoeding je levenspad zal gaan worden? ‘Is het levenslot af te lezen, kun je worden wat je nog niet bent?’ Het meisje Paloma wil dit niet afwachten en wil niet volwassen worden. Ze wil niet ‘als een goudvis in een vissenkom leven’, en heeft vooralsnog het voornemen dat met zelfmoord op haar dertiende te voorkomen.  

Het citaat over de egel hierboven, waaraan het boek zijn titel ontleent, gaat over de conciërge die naar buiten toe heel anders is dan van binnen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de oom en tante van Paloma, waarover ze zegt: ‘Toch vind ik Hélène en Claude aardig omdat ze … nou, ik weet niet precies hoe ik het moet zeggen.. uit één stuk zijn. Ze zijn tevreden met hun leven, geloof ik, ze spelen tenminste niet dat ze iets anders zijn dan ze zijn.’

De conciërge Renée Michel daarentegen gedraagt zich zoals ze denkt dat een conciërge zich gedraagt. Of beter zoals ze denkt dat de bewoners een conciërge zien. Ze houdt daarbij angstvallig verborgen dat ze boeken leest en naar klassieke muziek luistert.  

In een recensie, geschreven door Roelf Middel, vond ik een interessante en verhelderende passage over identiteit. Hij haalt hiervoor de Franse sociologe Nathalie Heinich aan. Zij maakt het onderscheid tussen het zelfbeeld en het beeld dat de ander van jou heeft, ook wel imago genoemd. Daartussen zit nog een derde aspect, dat de binnenwereld van het zelfbeeld en de buitenwereld van het imago verbindt: de presentatie van het zelf. Als deze drie, zelfbeeld, imago en presentatie, niet met elkaar in overeenstemming zijn wordt het problematisch.

Vanuit deze driedeling zou je kunnen zeggen dat de conciërge Renée Michel haar best doet om haar presentatie aan te laten sluiten bij haar imago (als conciërge). Maar haar zelfbeeld, haar binnenwereld, wijkt sterk af.  Alleen Paloma en de nieuwe bewoner Kakuro Ozu hebben dit door. Zij treden de conciërge zonder (voor-)oordeel tegemoet en zien haar écht. In de loop van het boek heeft Renée Michel met beide bewoners een aantal interessante ontmoetingen, waarin duidelijk wordt waarom Renée haar binnenwereld zo angstvallig verborgen hield.

Tot slot nog een mooi inzicht van Paloma, op het eind van het boek:  

Want wat mooi is pluk je wanneer het voorbijkomt. Het gaat om die kortstondige configuratie van de dingen, op het moment dat je er tegelijkertijd de schoonheid en de dood van ziet.

O jé, ojé, o jé, zei ik bij mezelf, betekent dat dat je zó moet leven? Altijd in evenwicht tussen schoonheid en dood, tussen beweging en verdwijning ervan?

Dat is misschien in leven zijn: jacht maken op ogenblikken die sterven.

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑